ECLI:NL:CBB:2020:766
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- M. van Duuren
- J.W.E. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing beroep startersregeling Meststoffenwet en vaststelling fosfaatrecht
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in het kader van de Meststoffenwet. Appellante, een maatschap die voorheen opereerde onder de naam [naam 2], heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het primaire besluit, genomen op 5 januari 2018, stelde het fosfaatrecht van appellante vast op 4.111 kg. Na een bezwaarprocedure werd dit recht verhoogd naar 4.168 kg, maar appellante was van mening dat zij recht had op een hoger fosfaatrecht op basis van de startersregeling.
De minister had echter geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de startersregeling, omdat er geen omgevingsvergunning was verleend voor het oprichten van een melkveebedrijf op de peildatum van 2 juli 2015. Appellante stelde dat zij wel degelijk over een omgevingsvergunning beschikte, maar deze was verleend aan de vorige eigenaren van het bedrijf. Het College oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de cumulatieve voorwaarden van de startersregeling, en dat het beroep van appellante op deze regeling terecht was afgewezen.
Tijdens de zitting op 10 september 2020 is het standpunt van verweerder verder toegelicht. Het College heeft vastgesteld dat appellante op de peildatum 1 melkkoe en 1 jongvee had afgevoerd, wat van invloed is op de vaststelling van het fosfaatrecht. Uiteindelijk heeft het College besloten het fosfaatrecht opnieuw vast te stellen op 4.216 kg, en heeft het beroep van appellante gegrond verklaard. De minister is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1050,-.