In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 13 oktober 2020, zaaknummer 19/551, staat de knelgevallenregeling van de Meststoffenwet (Msw) centraal. Appellant, een melkveehouder, heeft sinds juli 2013 gezondheidsproblemen die hem belemmeren in zijn bedrijfsvoering. Hij heeft een beroep gedaan op de knelgevallenregeling, omdat hij meent dat zijn gezondheidsproblemen hebben geleid tot een daling in het aantal melk- en kalfkoeien en daarmee tot een lager aantal fosfaatrechten op de peildatum van 2 juli 2015. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft dit beroep echter afgewezen, met de stelling dat de daling in dieraantallen niet het gevolg was van de gezondheidsproblemen van appellant, maar van een natuurlijk verloop in de bedrijfsvoering.
Tijdens de zitting heeft appellant zijn situatie toegelicht en bewijsstukken overgelegd die zijn stelling ondersteunen. Het College heeft geoordeeld dat appellant voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de daling van het aantal dieren en de fluctuaties in de veestapel direct verband houden met zijn gezondheidsproblemen. Het College heeft geconcludeerd dat de minister het beroep op de knelgevallenregeling ten onrechte niet heeft gehonoreerd. De uitspraak van het College vernietigt het bestreden besluit van de minister en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het fosfaatrecht van appellant zonder korting op 11.842 kg wordt vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van de knelgevallenregeling voor landbouwers die door bijzondere omstandigheden, zoals gezondheidsproblemen, in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Het College heeft ook de proceskosten van appellant toegewezen, die zijn vastgesteld op € 1.050,-.