ECLI:NL:CBB:2020:672
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit tot honorering van verzoek tot vrijstelling voor zoogkoeienhouders
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar dat te laat was ingediend door de appellant, een zoogkoeienhouder. Het primaire besluit, genomen op 7 december 2018, hield in dat het verzoek van de appellant om toepassing van de vrijstelling voor zoogkoeienhouders werd gehonoreerd, maar dat het aan hem toekomende fosfaatrecht op 0 was gesteld. De appellant diende op 21 januari 2019 een bezwaarschrift in, maar dit werd door de verweerder, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken, en deze termijn was op 19 januari 2019 verstreken.
Tijdens de zitting op 24 augustus 2020 heeft de appellant aangevoerd dat hij de termijnoverschrijding niet verschoonbaar achtte, omdat hij in afwachting was van een terugbelverzoek van de verweerder. Het College oordeelde echter dat de appellant, ondanks zijn telefonische verzoeken, tijdig een pro forma bezwaarschrift had kunnen indienen. De termijn van zes weken is een termijn van openbare orde, waar niet van kan worden afgeweken. Het College heeft het beroep ongegrond verklaard en de verweerder opgedragen om alsnog te beslissen op het verzoek van de appellant om terug te komen op het besluit ten aanzien van de vrijstelling.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de strikte naleving van de termijnen zoals voorgeschreven in de Awb. De beslissing van het College is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.