In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een appellant die een zoogkoeienbedrijf exploiteert. De minister had op 13 januari 2018 het fosfaatrecht van de appellant vastgesteld op 828 kg, maar dit werd op 20 september 2018 herzien naar 476 kg. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de minister op 20 februari 2020 het bestreden besluit vervangen door een vervangingsbesluit, waarbij het fosfaatrecht van de appellant werd verhoogd naar 1.025 kg. De appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar het College oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat het bestreden besluit was vervangen door het vervangingsbesluit. Het College heeft vastgesteld dat de minister in het vervangingsbesluit volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant. De appellant had ook een verzoek ingediend om vergoeding van proceskosten, maar het College oordeelde dat de gemachtigde van de appellant niet voldeed aan de vereisten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en er werden geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking genomen.