ECLI:NL:CBB:2020:644
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.L. Verbeek
- J.W.E. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet met betrekking tot fosfaatrechten en bijzondere omstandigheden
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 september 2020, zaaknummer 19/213, staat de toepassing van de knelgevallenregeling in de Meststoffenwet centraal. Appellante, een maatschap die een melkveebedrijf exploiteert, heeft een beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar melding van bijzondere omstandigheden door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante heeft aangevoerd dat de ziekte van een van de maten, mevrouw [naam 3], een buitengewone omstandigheid vormt die invloed heeft gehad op het fosfaatrecht. De minister had in eerdere besluiten het fosfaatrecht vastgesteld op basis van de dieraantallen op de peildatum van 2 juli 2015, maar appellante stelde dat deze peildatum niet representatief was door de gezondheidsklachten van mevrouw [naam 3].
Het College heeft vastgesteld dat er in de periode van november 2007 tot 2 juli 2015 geen specifiek oorzakelijk verband is aangetoond tussen de gezondheidssituatie van mevrouw [naam 3] en de fluctuaties in het veebestand. De appellante had niet kunnen bewijzen dat haar reguliere fosfaatrecht als gevolg van de gemelde bijzondere omstandigheid ten minste 5% lager was. Het College oordeelde dat de minister de melding bijzondere omstandigheden terecht had afgewezen, omdat de gezondheidsklachten van mevrouw [naam 3] niet zodanig waren verslechterd dat dit leidde tot een significante vermindering van het aantal dieren op de peildatum. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.