Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2020 in de zaken tussen
Melkveebedrijf [naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
2 juli 2015 (de peildatum) en kent een bonusgeldsom toe indien een melkveehouder minder vrouwelijke runderen houdt dan het referentieaantal op de peildatum.
8 augustus 2014 (10 pinken) en 24 maart 2014 (13 kalveren). De groei die op grond van de vergunningen mogelijk was, was volgens verweerder al gerealiseerd voor de peildatum van 2 juli 2015. Hij wijst op een melding in het kader van het Besluit landbouw milieubeheer uit 2012, ingediend op naam van de nadien gesplitste maatschap. Op basis van deze melding kon het bedrijf 54 stuks melkkoeien en 20 stuks vrouwelijke jongvee houden op de bedrijfslocatie die nu door appellant wordt benut. Appellant hield op de peildatum van 2 juli 2015 52 melkkoeien en 28 stuks vrouwelijk jongvee. De beoogde groei binnen de hiervoor genoemde verleende vergunning had daarmee al plaatsgevonden in de periode na de splitsing en voorafgaand aan de peildatum 2 juli 2015, aldus verweerder.
Beslissing
1 september 2020
.