In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een factuur die was opgelegd na een last onder bestuursdwang vanwege overtredingen van de Wet Dieren. De factuur, gedateerd 25 augustus 2017, betrof de kosten van een herinspectie. De minister verklaarde het bezwaar van de appellant kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar na de bezwaartermijn was ingediend. De appellant voerde aan dat de factuur niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat er geen rechtsmiddelverwijzing bij de factuur was gevoegd.
Het College oordeelde dat de factuur wel degelijk als een besluit kan worden aangemerkt, omdat het een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt die een betalingsverplichting vaststelt. Het College stelde vast dat de appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt, maar dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de appellant niet op de hoogte was van de noodzaak om binnen zes weken bezwaar te maken. Het College concludeerde dat de minister het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard en vernietigde het bestreden besluit. De minister werd opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de appellant.
Daarnaast werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 1.050,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.