ECLI:NL:CBB:2020:538
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de toepassing van artikel 23 van de Meststoffenwet bij volledige overname van een agrarisch bedrijf
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 augustus 2020, betreft de zaak de fosfaatrechten van een vennootschap onder firma die een melkveehouderij heeft overgenomen. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had in een eerder besluit het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 2.588 kg. Appellante stelde dat zij recht had op een verhoging van haar fosfaatrecht met 4.000 kg, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond. Na een vervangingsbesluit werd het fosfaatrecht verhoogd naar 8.389 kg, maar appellante was bezorgd over de afroming van 20% bij een herverdeling van de fosfaatrechten.
De rechtbank oordeelde dat de minister het fosfaatrecht terecht had verhoogd, omdat er geen sprake was van een gedeeltelijke overname van het bedrijf. Appellante had bevestigd dat zij de gehele locatie had overgenomen, wat betekende dat artikel 23, vierde lid, van de Meststoffenwet niet de mogelijkheid bood om de fosfaatrechten naar wens te verdelen zonder afroming. Het College verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellante.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Meststoffenwet en de voorwaarden waaronder fosfaatrechten kunnen worden vastgesteld en verdeeld, vooral in het geval van volledige overnames van agrarische bedrijven.