ECLI:NL:CBB:2020:527

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
18/2979
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar fosfaatrechten wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen Maatschap [naam 1] te [plaats] als appellante en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als verweerder. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante tegen het besluit van verweerder, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld op 7.661 kilogram. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.

Appellante heeft de bezwaartermijn overschreden en als reden opgegeven dat zij niet over de kennis beschikte om te begrijpen wat het fosfaatrechtenstelsel voor haar bedrijf betekende. Tijdens de zitting heeft zij ook aangegeven analfabeet te zijn. Het College heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden geen grond vormen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het College benadrukt dat het de eigen verantwoordelijkheid van appellante is om zorg te dragen voor de behartiging van haar belangen en tijdig informatie in te winnen.

Het College heeft geconcludeerd dat verweerder het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2020.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/2979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2020 in de zaak tussen

Maatschap [naam 1] te [plaats] , appellante

(gemachtigde: G. Pippel)
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. S.M. Piron)

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op
7.661 kilogram.
Op 17 september 2018 heeft appellante daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2020. Namens appellante is [naam 2] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. Appellante heeft de bezwaartermijn ruim overschreden en als reden aangegeven dat zij tijdens de bezwaartermijn dacht geen aanspraak te kunnen maken op de knelgevallenregeling. Appellante heeft daarbij aangegeven niet te beschikken over de kennis om te kunnen begrijpen wat het fosfaatrechtenstelsel voor haar bedrijf betekent. Ter zitting heeft [naam 2] voorts aangegeven analfabeet te zijn.
3. Het College ziet hierin geen grond om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De bezwaartermijn waarborgt de rechtszekerheid. Als de termijn is verlopen, moet ervan uit kunnen worden gegaan dat het besluit definitief is geworden. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan daarvan worden afgeweken. Uitgangspunt is dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van appellante behoort om zorg te dragen voor de behartiging van haar belangen en daartoe de nodige maatregelen te treffen. Appellante had daarom tijdig informatie moeten inwinnen bij een deskundige. Op deze wijze had appellante kunnen onderzoeken of zij bezwaar had kunnen indienen.
4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.
5. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van mr. M. Khababi, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2020.
De voorzitter is verhinderd te ondertekenen De griffier is verhinderd te ondertekenen