ECLI:NL:CBB:2020:512

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
19/140
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding niet verschoonbaar in bestuursrechtelijke procedure inzake fosfaatrechten

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Melkgeitenhouderij [naam] V.O.F. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaarschrift dat door appellante te laat was ingediend. Appellante, een professionele veehouder, had op 17 juli 2018 een wijziging in het fosfaatrecht geregistreerd gekregen, maar diende pas op 14 december 2018 bezwaar in, wat door verweerder als niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij pas recentelijk op de hoogte was gesteld van belangrijke informatie over de wet- en regelgeving omtrent fosfaatrechten. Het College oordeelde echter dat het de eigen verantwoordelijkheid van appellante was om tijdig op de hoogte te zijn van de geldende regels en om een bezwaarschrift in te dienen. De omstandigheid dat haar gemachtigde haar niet had geïnformeerd over de juiste invulling van de overdracht of het indienen van bezwaar, werd ook niet als verschoonbaar beschouwd. Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Ludwig, met mr. I.S. Post als griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/140

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2020 in de zaak tussen

Melkgeitenhouderij [naam] V.O.F., te [plaats] , appellante

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Leegsma).

Procesverloop

Op 17 juli 2018 heeft verweerder op grond van artikel 27, eerste en tweede lid, van de Meststoffenwet (Msw) een wijziging in het fosfaatrecht van appellante geregistreerd.
Bij besluit van 14 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

Overwegingen

Relevante bepalingen
1.1
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, Awb vangt de termijn aan op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
1.2
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend
indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
1.3
Op grond van artikel 6:11 Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop
van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Beroepsgronden
2. Appellante heeft aangevoerd dat haar bewaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is
verklaard. Zij stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een verschoonbare
termijnoverschrijding, omdat zij zelf pas onlangs heeft vernomen dat de
afroming van 10% op de fosfaatrechten ook in 2019 mag plaatsvinden. Appellante
merkt hierbij op dat zij door ForFarmers - het bedrijf dat de overdracht fosfaatrechten heeft ingediend - niet is geïnformeerd dat de overdracht niet correct is ingevuld en dat zij bezwaar moest maken tegen de registratie van verweerder.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder acht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Volgens verweerder is het de eigen verantwoordelijkheid van appellante om (via een gemachtigde) op de hoogte te zijn van de geldende wet- en regelgeving en tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Dat zij zelf pas onlangs heeft vernomen dat bij overdracht van fosfaatrechten de afroming ook in 2019 plaats mag vinden, komt dan ook voor haar eigen rekening en risico. Het argument van appellante dat haar gemachtigde haar niet heeft geïnformeerd dat de overdracht niet juist is ingevuld of dat zij bezwaar moest maken tegen de registratie van verweerder, levert geen verschoonbare termijnoverschrijding op, nu ook dit de eigen verantwoordelijkheid van appellante betreft. De gevolgen van de termijnoverschrijding zijn derhalve voor eigen rekening.
Beoordeling
4.1
Bij besluit van 17 juli 2018 heeft verweerder voormelde wijziging in het fosfaatrecht van appellante geregistreerd.
4.2
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de bezwaartermijn zes weken. Tussen partijen is niet in geschil dat appellante te laat bezwaar heeft gemaakt en ook het College gaat daarvan uit. Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Appellante voert aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4.3
Het College is met verweerder van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het is de eigen verantwoordelijkheid van appellante als professionele veehouder om al dan niet via een gemachtigde op de hoogte te zijn van de geldende wet- en regelgeving en tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Dat zij pas onlangs heeft vernomen van voor haar, naar haar zeggen, belangrijke informatie over deze wet- en regelgeving, is, wat daar verder ook van zij, een omstandigheid die voor haar eigen rekening en risico komt. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de gemachtigde van appellante haar niet zou hebben geïnformeerd dat de overdracht niet juist is ingevuld of dat zij bezwaar moest maken tegen de registratie van verweerder. Ook dit betreft de eigen verantwoordelijkheid van appellante. Dit leidt tot de conclusie dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar geacht kan worden en verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Slotsom
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding ziet het College tot slot geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van mr. I.S. Post, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2020.
w.g. I.M. Ludwig w.g. I.S. Post