In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de maatschap [naam 1] en [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de vaststelling van fosfaatrechten en de vraag of de appellante recht heeft op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bestuursrechtelijke procedure. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Later werd het bezwaar gegrond verklaard, maar de appellante trok haar beroep in met een verzoek om schadevergoeding. Het College heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van twee jaar was overschreden met meer dan 24 weken, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,-. Daarnaast heeft het College de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellante, die zijn vastgesteld op € 1.050,- voor de rechtsbijstand in bezwaar en beroep, en € 262,50 voor de kosten in verband met het verzoek om schadevergoeding. Tevens is de minister verplicht om het betaalde griffierecht van € 338,- aan de appellante te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, met mr. J.M.M. van Dalen als griffier.