Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2020 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding
7 februari 2018 over periode 1. Dit betekent dat het geschil zich in deze zaak beperkt tot de beroepsgronden van appellant over de knelgevallenregeling en de individuele en buitensporige last en dat het College alleen uitspraak zal doen over de opgelegde solidariteitsgeldsom over periode 1.
Knelgevallenregeling
21 augustus 2018, ECLI:NL:CBB:2018:419, kent de per 1 januari 2018 geldende fosfaatrechtenregeling in de artikelen 72 en 72a van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ook nieuw gestarte bedrijven als knelgeval. Voor de Regeling erkent verweerder deze situatie onder dezelfde voorwaarden eveneens als knelgeval zonder dat de Regeling zelf hierop is aangepast.
“1 Op verzoek van een landbouwer met een nieuw gestart bedrijf, verhoogt Onze Minister het fosfaatrecht, bedoeld in artikel 23, derde lid, van de wet.
2 Een nieuw gestart bedrijf als bedoeld in het eerste lid, is een bedrijf dat aantoonbaar:
a. beschikt over een voor 2 juli 2015 aan de landbouwer verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een bedrijf voor het houden van melkvee of over een voor 2 juli 2015 door de landbouwer ingediende melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer voor het houden van melkvee;
b. onomkeerbare financiële verplichtingen is aangegaan voor 2 juli 2015;
c. tussen 1 januari 2014 en 2 juli 2015 is gestart met de productie van melk bestemd voor consumptie of verwerking;
d. op 1 januari 2018 minimaal 15 melk- en kalfkoeien hield als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 1°, van de wet;
e. geen aanspraak maakt op rechten uit hoofde van artikel 23, vierde lid, van de wet.
[…]
6 Een bedrijf dat op 2 juli 2015 vrouwelijk jongvee voor de melkveehouderij hield en dat tussen 2 juli 2015 en 1 januari 2018 is gestart met de productie van melk bestemd voor consumptie of verwerking, wordt in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, aangemerkt als nieuw gestart bedrijf. In afwijking van het vijfde lid, wordt het verzoek door een landbouwer op grond van dit artikellid ingediend voor 15 oktober 2018.”
21 augustus 2018, ECLI:NL:CBB:2018:419, is op het niveau van de Regeling als zodanig sprake van een fair balance. Het betoog van appellant slaagt in zoverre niet. De volgende vraag is of de Regeling in het geval van appellant zodanig uitwerkt, dat in zijn geval sprake is van een bijzondere buitensporige last.
Slotsom
Beslissing
mr. B. van Dokkum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 juli 2020.
te ondertekenen. te ondertekenen.