In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in het geschil tussen de maatschap [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4], appellante, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, met zaaknummer 19/910. Het geschil betreft de intrekking van betalingsrechten voor een landbouwperceel, waarbij verweerder per 14 december 2018 2,70 van de aan appellante toegewezen betalingsrechten heeft ingetrokken. Dit besluit is later herroepen, waarbij 2,31 betalingsrechten zijn ingetrokken. De reden voor de intrekking is de aanwezigheid van een zonnepanelenveld op een deel van het perceel, waardoor dat gedeelte niet als subsidiabel landbouwareaal kan worden aangemerkt.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het gehele perceel als subsidiabel landbouwareaal moet worden aangemerkt. De appellante betwist de stelling van verweerder dat het perceel was opgedeeld door een weg of pad en dat het niet subsidiabel is vanwege de zonnepanelen. Het College heeft vastgesteld dat de zonnepaneleninstallatie op een deel van het perceel aanwezig was sinds eind september 2015, en dat dit deel van het perceel niet gedurende het gehele kalenderjaar als subsidiabele hectare kan worden aangemerkt.
Het College heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft besloten tot de intrekking van de betalingsrechten en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 juli 2020, waarbij de voorzitter en de griffier verhinderd waren te ondertekenen.