In deze zaak heeft appellante, een melkveehouder, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake het fosfaatrecht. Appellante verzocht om een alternatieve peildatum in 1998 te hanteren, omdat haar veestapel in dat jaar was gevaccineerd met een vervuild vaccin. De minister had het fosfaatrecht van appellante verhoogd op basis van de knelgevallenregeling, maar appellante stelde dat de vaccinatie had geleid tot het verlies van haar veestapel. De rechtbank oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vaccinatie daadwerkelijk had geleid tot het verlies van haar veestapel. De rechtbank concludeerde dat de minister het fosfaatrecht van appellante op 1.820 kg moest vaststellen, en vernietigde het eerdere besluit. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.575,-.