Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2020 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
Overwegingen
Beroepsgronden
Verder betoogt appellante dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Volgens appellante is het belang van de bedrijfscontinuïteit ten onrechte niet betrokken bij de totstandkoming van de Regeling en heeft verweerder dit belang ten onrechte ook niet meegewogen voorafgaand aan het bestreden besluit.
Beoordeling van de beroepsgronden
Voor zover appellante betoogt dat artikel 19l van de Natuurbeschermingswet 1998 onvoldoende is gehandhaafd, staat dat er niet aan in de weg dat verweerder, gelet op de problemen waarvoor hij zich gesteld heeft gezien, ervoor mocht kiezen een stelsel vorm te geven als vervat in de Regeling. Dat mogelijk een andere keuze denkbaar zou zijn, brengt niet mee dat de door de regelgever gemaakte keuze wegens strijd met hoger recht niet aanvaardbaar zou zijn.
Het College volgt verder de stelling van appellante dat sprake is van strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel niet. Verweerder was niet gehouden om in het bestreden besluit op het belang van de bedrijfscontinuïteit van appellante in te gaan, alleen al omdat appellante daar in bezwaar niet op heeft gewezen en ook overigens ten tijde van dat besluit niet bleek dat de continuïteit van haar bedrijf in gevaar was of zou komen.
Slotsom
Beslissing
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.