Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2020 in de zaken tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
16 december 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder op grond van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017 (de Regeling) aan appellante heffingen opgelegd van € 2.554,00 voor periode 1, van € 2.750,00 voor periode 2, van
€ 2.899,00 voor periode 3 en van € 2.410,00 voor periode 4.
25 april 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Overwegingen
21 augustus 2018, ECLI:NL:CBB:2018:421), heeft de minister voldoende onderbouwd dat de Regeling een doel dient als bedoeld in artikel 13 van de Landbouwwet. Gelet op de overwegingen in die uitspraak heeft de Regeling een wettelijke grondslag in artikel 13 van de Landbouwwet.
Het College ziet daarom in wat appellante heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat de Regeling onverbindend moet worden verklaard.
Het betoog faalt.
Beslissing
mr. A.J. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 juni 2020.