ECLI:NL:CBB:2020:380
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.J. Daalder
- A.G. de Vries-Biharie
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017 en heffingen aan melkveehouder
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in de zaken 18/674, 18/675 en 18/676, waarbij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als verweerder optreedt en een maatschap als appellante. De zaak betreft de toepassing van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017, waarbij aan de appellante heffingen zijn opgelegd voor het houden van te veel melkvee. De heffingen zijn opgelegd in drie periodes, met bedragen van € 10.800,-, € 6.586,- en € 4.584,- voor respectievelijk maart/april, mei/juni en juli/augustus 2017. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de minister heeft deze bezwaren ongegrond verklaard.
De appellante heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten, waarbij zij aanvoert dat de heffingen in strijd zijn met artikel 8, eerste lid, van de Regeling, omdat deze pas in december 2017 zijn opgelegd, terwijl de heffingen uiterlijk in de tweede maand na de maand waarover de heffingen verschuldigd zijn, moeten worden geïnd. Daarnaast doet de appellante een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de minister eerder heffingen had teruggestort.
Het College overweegt dat de heffingen pas verschuldigd zijn vanaf het moment dat deze in een besluit zijn opgelegd. De inningstermijn in de Regeling is niet dwingend, maar regelend van aard. Het College oordeelt dat de minister bevoegd was om de heffingen op te leggen, ook nadat de termijn voor inning was verstreken. Het beroep van de appellante wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.