In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in het geschil tussen Maatschap [naam] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2018, aangevraagd door appellante. Het primaire besluit van 19 december 2018 wees de aanvraag gedeeltelijk af, waarna het bestreden besluit van 30 april 2019 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde en het bedrag aan uitbetaling opnieuw vaststelde. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat verweerder de subsidiabele oppervlakte van perceel 60 ten onrechte lager heeft vastgesteld.
Tijdens de zitting op 5 maart 2020 is appellante niet verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De kern van het geschil draait om de vraag of de afgewezen delen van perceel 60 terecht zijn aangemerkt als niet-subsidiabel, gebaseerd op luchtfoto's die door verweerder zijn ingediend. Appellante heeft eigen foto’s overgelegd die een ander beeld schetsen van de situatie op het perceel, maar de datum van deze foto’s is niet vastgesteld, waardoor het College deze buiten beschouwing laat.
Het College oordeelt dat verweerder in het bestreden besluit niet voldoende is ingegaan op het door appellante ingebrachte beeldmateriaal, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. Desondanks laat het College de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat verweerder in beroep alsnog een afdoende motivering heeft gegeven. Het College concludeert dat de afgewezen delen van het perceel niet kunnen worden aangemerkt als landbouwareaal, en dat het beroep van appellante gegrond is, maar niet leidt tot een andere beoordeling van het oorspronkelijke perceel 60. Het College bepaalt dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht vergoedt.