In deze zaak heeft appellant, een melkveehouder, beroep ingesteld tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het fosfaatrecht is vastgesteld op basis van de Meststoffenwet (Msw), waarbij appellant aanspraak maakt op een verhoging van het fosfaatrecht voor jongvee dat hij op 24 november 2012 heeft uitgeschaard. De minister heeft echter geoordeeld dat de bepalingen in de Msw, met name artikel 23, geen grondslag bieden voor een verhoging van het fosfaatrecht, omdat de peildatum voor de vaststelling op 2 juli 2015 ligt. Appellant heeft aangevoerd dat hij door een auto-ongeluk en de vernieling van zijn jongveestal in 2013 in zijn bedrijfsvoering is benadeeld, en dat dit een reden is om het fosfaatrecht te verhogen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft echter geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor de door appellant gevraagde verhoging, en dat het beroep ongegrond is. Het College heeft wel bepaald dat het griffierecht aan appellant wordt vergoed, omdat het vervangingsbesluit niet deugdelijk was gemotiveerd, maar dat dit gebrek geen invloed heeft gehad op de uitkomst van de zaak.