1.3Bij het primaire besluit heeft verweerder het bedrag dat appellante aan uitbetaling voor de basis- en vergroeningsbetaling ontvangt, vastgesteld. Verweerder heeft hierbij van de door appellante voor uitbetaling opgegeven oppervlakte van 71,92 hectare (ha) 69,10 ha in aanmerking genomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Desalniettemin heeft verweerder het primaire besluit herroepen en het bedrag dat appellante voor uitbetaling ontvangt verminderd, omdat volgens verweerder sprake was van een evidente onjuistheid. De percelen 23, 138 en 176 zijn naar de mening van verweerder ten onrechte aangemerkt als subsidiabel landbouwareaal. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat (gedeeltes van) de percelen 20, 22, 33, 45, 48, 54, 55, 142, 143, 145, 153, 154, 156, 158, 159, 160, 161, 162, 166, 168, 169, 172, 186 en 188 terecht niet zijn aangemerkt als subsidiabele landbouwgrond.
3. In geschil is of verweerder de oppervlakte van de percelen 20, 22, 23, 33, 45, 48, 54, 55, 138, 142, 143, 145, 153, 154, 156, 158, 159, 160, 161, 162, 166, 168, 169, 172, 176, 186 en 188 juist heeft vastgesteld en of sprake is van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
Niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar