Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Procesverloop
Overwegingen
4 februari 2020 heeft verzoeker slechts zijn stelling herhaald en deze niet met bewijsstukken gestaafd.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Op 3 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken met zaaknummers 19/1870 t/m 19/1876. Verzoeker, vertegenwoordigd door [naam 1] h.o.d.n. [naam 2], heeft verzocht om een voorlopige voorziening naar aanleiding van invorderingsbesluiten en kostenbesluiten die voortvloeien uit bestuursdwang. De verzoeken zijn ingediend na meerdere aanmaningen en zijn door de rechtbank Overijssel doorgestuurd naar het College. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er sprake is van onverwijlde spoed. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de termijnen voor bestuursdwang en dwangsommen al zijn verstreken. Verzoeker heeft niet voldoende onderbouwd dat de financiële gevolgen van de invordering onherstelbaar nadeel zouden veroorzaken. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af en stelt dat verzoeker de mogelijkheid heeft om een betalingsregeling te treffen met verweerder. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 maart 2020.