Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2020 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] en [naam 2] , te [plaats] , appellante,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
5 januari 2018 op de in artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt. Dit betekent dat ingevolge artikel 6:8 van de Awb de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift op 6 januari 2018 aanving en 16 februari 2018 de laatste dag was waarop nog tijdig bezwaar gemaakt kon worden. Nu appellante het bezwaarschrift heeft ingediend op
17 februari 2018, is de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift overschreden.
6 januari 2018 heeft ontvangen en zij, gelet op het voorgaande dus ten onrechte, ervan uitging dat zij op 17 februari 2018 nog tijdig bezwaar kon maken, komt voor haar rekening. Hoewel voorts begrijpelijk is dat de maten van appellante vanwege het overlijden van hun (schoon)moeder in de tijd na het afkomen van het primaire besluit druk waren met het verlenen van mantelzorg aan hun (schoon)vader en zij in overleg waren met hun toenmalige gemachtigde om een bezwaarschrift op te stellen, neemt dat niet weg dat appellante maatregelen had moeten en ook had kunnen treffen om ervoor te zorgen dat het bezwaarschrift tijdig zou worden ingediend, zo nodig onder aankondiging van aan te vullen bezwaargronden.