ECLI:NL:CBB:2020:101
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen herziening van GLB-betalingen voor 2017 en reformatio in peius
In deze zaak heeft de Melkveehouderij [naam 1] V.O.F. beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake de uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2017. Het primaire besluit, genomen op 28 april 2018, stelde de basis- en vergroeningsbetaling vast op € 46.794,64. Na bezwaar werd dit bedrag herzien naar € 46.572,10. Appellante betoogde dat deze herziening in strijd was met het verbod op reformatio in peius, omdat zij door de lagere vaststelling slechter af was geworden. De minister had enkele percelen afgekeurd als niet-subsidiabel, wat leidde tot geschil over de subsidiabiliteit van deze percelen.
Tijdens de zitting op 3 december 2019 werd het standpunt van appellante besproken, waarbij zij stelde dat de afgekeurde percelen wel degelijk landbouwgrond waren. De minister verdedigde zijn besluit door te stellen dat de percelen overwegend uit ruigte en bosschages bestonden, en dat de vaststelling van de oppervlakte van perceel 117 ook correct was. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister terecht had gehandeld en dat de percelen niet als subsidiabel konden worden aangemerkt. Het College concludeerde dat de appellante niet in haar verweermogelijkheden was geschaad, ondanks een vormverzuim in de procedure.
De uitspraak van het College verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 februari 2020.