ECLI:NL:CBB:2019:734

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
17/1525 en 17/1532
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geheimhoudingsbeslissing in hoger beroep inzake mededingingswet en vertrouwelijke gegevens

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 februari 2019 uitspraak gedaan over de geheimhoudingsbeslissing in het kader van hoger beroep van Mosadex C.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De zaak betreft de hoger beroepen van Mosadex tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2017, waarin de rechtbank een aantal stukken als vertrouwelijk had aangemerkt. Het College heeft de vertrouwelijke versie van deze stukken beoordeeld en geconcludeerd dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden. Het College heeft daarbij artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat de mogelijkheid biedt om de kennisneming van stukken te weigeren of te beperken indien dit gerechtvaardigd is.

Het College heeft vastgesteld dat de vertrouwelijke stukken bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevatten of gegevens waaruit (een deel van) de marktstrategie van betrokkenen kan worden afgeleid. De ACM heeft aangegeven dat openbaarmaking van deze gegevens de bereidheid van marktpartijen om informatie te verstrekken in de toekomst zou kunnen schaden, wat van belang is voor de beoordeling van concentraties onder de Mededingingswet. Het College heeft de belangen van de partijen afgewogen en besloten dat de beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is. De appellanten zijn verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met de uitspraak op basis van de vertrouwelijke versie van de stukken.

De beslissing van het College benadrukt het belang van vertrouwelijkheid in mededingingszaken en de noodzaak om de rechten van verdediging van partijen te waarborgen. Het College heeft de keuze van de ACM om de namen van de bevraagde marktpartijen te anonimiseren als een positieve stap gezien, die de belangen van alle betrokken partijen dient. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de toepassing van geheimhoudingsregels in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 17/1525 en 17/1532
9500
beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de hoger beroepen van

Mosadex C.V., te Elsloo, gemeente Stein,

(Mosadex)
(gemachtigden: mr. P.P.J. van Ginneken en mr. G.D.G.M.G. Béquet),
en
de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars groep,
Zorgverzekeraar UA,
Delta Lloyd Zorgverzekering N.V.,
OHRA Zorgverzekeringen N.V., en
OHRA Ziektekostenverzekeringen N.V.,
alle te Tilburg,
(tezamen: de Zorgverzekeraars)
(gemachtigde: mr. A.J.H.W.M. Versteeg),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2017, kenmerk ROT 16/4891, ROT 16/4906, ROT 16/5001, in het geding tussen
Mosadex, de Zorgverzekeraars en Coöperatie VGZ UA, IZA Zorgverzekeraar N.V., IZZ Zorgverzekeraar N.V., N.V. Univé Zorg, N.N. VGZ Cares, N.V. Zorgverzekeraar UMC en VGZ Zorgverzekeraar N.V.
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM)

(gemachtigden: mr. J. Drijber en mr. drs. R.G.J. Gehring).

Procesverloop

Mosadex en de Zorgverzekeraars hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 7 september 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:6833).
ACM heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft 495 van de 581 stukken die op de “Inventarislijst Hoger beroep Brocacef-Mediq ACM/18/019341 en ACM/18/019349” (de inventarislijst) zijn opgenomen en als (deels) vertrouwelijk zijn aangeduid. Een kopie van de openbare inventarislijst is aan deze uitspraak gehecht.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. Deze door het College te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar tegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl ACM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft. Onder concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens vallen ook gegevens die, hoewel zelf niet als bedrijfsgegevens aan te merken, niettemin inzicht kunnen bieden in de door betrokkene(n) voorgestane (markt)strategie.
3. ACM heeft ter onderbouwing van haar verzoek toegelicht dat zij in het kader van haar marktonderzoek, zoals gebruikelijk is bij concentratietoezicht, een groot aantal marktpartijen om informatie heeft verzocht. Deze informatie omvat onder meer hun zienswijze op de werking van de relevante markt, hun eigen werkproces en de gevolgen van de concentratie die zij voorzien. Wanneer deze informatie herleidbaar zou zijn tot de markpartij die deze informatie heeft verstrekt, geeft dat inzicht in hun strategie en bedrijfsvoering. Wanneer leveranciers, concurrenten en/of afnemers inzage krijgen in die informatie, worden de marktpartijen die de informatie hebben gedeeld onevenredig benadeeld. Bovendien zouden marktpartijen in de toekomst minder bereid zijn om voornoemde informatie te verstrekken, terwijl deze informatie onontbeerlijk is om een concentratie binnen de korte termijnen van hoofdstuk 5 van de Mededingingswet te kunnen beoordelen. ACM heeft ervoor gekozen om de namen van de betreffende marktpartijen vertrouwelijk te maken door middel van het toekennen van een letter aan iedere partij. Het alternatief zou zijn het vertrouwelijk maken van de verstrekte informatie zelf. Op de thans gekozen manier worden volgens ACM de rechten van verdediging van partijen in (hoger) beroep zo min mogelijk aangetast. De huidige wijze van vertrouwelijke behandeling is daarom voor alle betrokken partijen voordeliger.
4. Het College merkt allereerst op dat zich tussen de vertrouwelijke versie van bijlage 1 (bestaande uit diverse uittreksels van het register van de Kamer van Koophandel) behorend bij het op de inventarislijst met volgnummer 153 aangeduide stuk, een aantal interne emails/stukken van ACM bevindt. Het betreft een bericht over het werkrooster, een bericht over een printopdracht en een formulier voor het afmelden van een huurauto. Die interne communicatie van ACM houdt gelet op de aard, inhoud en datering daarvan klaarblijkelijk geen verband met de onderhavige zaak. Het College laat deze stukken bij de beoordeling van het verzoek van ACM tot beperking van de kennisneming daarom verder buiten beschouwing.
5. Het College acht beperking van de kennisneming van de stukken als aangeduid op de aangehechte inventarislijst gerechtvaardigd. Deze stukken bevatten bedrijfsvertrouwelijke gegevens of gegevens waaruit (een deel van) de marktstrategie van betrokkenen zou kunnen worden afgeleid, zo al niet zonder meer sprake is van concurrentiegevoelige gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Bij deze beslissing heeft het College tevens in aanmerking genomen dat de keuze van ACM om de namen van de door haar bevraagde marktpartijen te anonimiseren om zoveel mogelijk van de inhoud van de verstrekte informatie te kunnen laten staan, thans onomkeerbaar is.
6. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van de stukken die op de aangehechte inventarislijst als vertrouwelijk zijn aangemerkt, uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent.
Appellanten worden verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken, voor zover zij deze stukken niet kennen, uitspraak doet op het hoger beroep.

Beslissing

Het College:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken als aangeduid op de aan deze beslissing gehechte inventarislijst gerechtvaardigd is;
- verzoekt appellanten om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de onder het vorige aandachtsstreepje genoemde stukken uitspraak doet op het hoger beroep, voor zover zij deze stukken niet kennen.
Aldus genomen door mr. B. Bastein, in tegenwoordigheid van mr. J.J. de Jong als griffier, op .
w.g. B. Bastein w.g. J.J. de Jong