Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
en [naam 2], appellante, te [plaats] ,
[naam 3] RA, (betrokkene)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep van appellanten, die een klacht hadden ingediend tegen een uitspraak van de accountantskamer. De appellanten, woonachtig in een afgelegen gebied in Spanje, hebben op grond van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) hoger beroep ingesteld. Tijdens de procedure bleek dat het hogerberoepschrift geen gronden bevatte, en de appellanten kregen de gelegenheid om deze gronden binnen zes weken in te dienen. Ondanks een aangetekende en een gewone brief, hebben de appellanten geen gronden ingediend voor het verstrijken van de termijn. Ter zitting werd toegelicht dat de appellanten problemen ondervonden met de postbezorging in Spanje, maar het College oordeelde dat zij niet in verzuim waren geweest. Het College concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de appellanten niet de nodige stappen hadden ondernomen om de risico's van hun situatie te beperken. De beslissing is gebaseerd op hoofdstuk V van de Wtra.