In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 17 december 2019, zijn drie zaken behandeld die betrekking hebben op de afwijzing van de S&O-verklaring door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan Dümmen Orange The Netherlands B.V. De zaken zijn genummerd 19/148, 19/150 en 19/1516. De appellante, Dümmen Orange, heeft in beroep aangevoerd dat de aan Genetwister en Wageningen University & Research (WUR) betaalde bedragen moeten worden aangemerkt als uitgaven voor de verwerving van een nieuw vervaardigd bedrijfsmiddel, namelijk DNA markers, en dat deze uitgaven in aanmerking komen voor een S&O-verklaring. De minister had echter deze uitgaven aangemerkt als kosten voor uitbesteed onderzoek, waarvoor geen S&O-verklaring kan worden verstrekt op grond van artikel 23b van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva).
In de zaak 19/148 werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het was ingesteld door de dochtervennootschap tegen een besluit dat gericht was aan de moedervennootschap, Dümmen Holding. In de zaken 19/150 en 19/1516 oordeelde het College dat de werkzaamheden die door Genetwister en WUR zijn verricht, moeten worden aangemerkt als uitbesteed onderzoek. Het College volgde de appellante niet in haar standpunt dat de overeenkomsten met Genetwister en WUR ook koopovereenkomsten van een eindproduct waren. De werkzaamheden waren volgens het College onderzoek dat aan de totstandkoming van een DNA marker voorafgaat.
De uitspraak concludeert dat de aan Genetwister en WUR betaalde bedragen als kosten voor uitbesteed onderzoek moeten worden aangemerkt, waardoor de beroepen in de zaken 19/150 en 19/1516 ongegrond worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen beroep in cassatie instellen.