In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 17 december 2019, wordt een geschil behandeld tussen een appellant, een eenmanszaak, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil betreft de uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2016 op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, waarin een subsidiabele oppervlakte van 37,36 hectare is vastgesteld, terwijl appellant 37,47 hectare heeft opgegeven. De minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door appellant.
Tijdens de zitting op 4 juli 2018 is het onderzoek gesloten, maar het College heeft het onderzoek heropend om de minister in de gelegenheid te stellen een nader standpunt in te nemen over de toepassing van de 2% marge, zoals vastgelegd in de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014. De minister heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het verschil tussen de opgegeven en geconstateerde oppervlakte binnen de 2% marge valt, maar het College oordeelt dat niet duidelijk is of de minister deze marge correct heeft toegepast.
Het College draagt de minister op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. Het College houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet worden behandeld.