ECLI:NL:CBB:2019:672

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
18/2977
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van SDE-subsidie voor zonnepanelen wegens onjuiste informatieverstrekking door aanvrager

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 december 2019 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de Minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de intrekking van een SDE-subsidie voor zonnepanelen. Appellante had bij haar aanvraag onjuiste informatie verstrekt door te stellen dat zij eigenaar was van de beoogde locatie, terwijl dit niet het geval was. Dit leidde tot de intrekking van de subsidie op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De procedure begon met een besluit van 21 september 2018, waarin de subsidie werd ingetrokken. Appellante had bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep stelde appellante dat de intrekking onterecht was, omdat zij per vergissing had aangegeven eigenaar te zijn. Ze voerde aan dat als de juiste informatie was verstrekt, dit niet tot een andere beslissing zou hebben geleid.

Het College oordeelde dat de toestemming van de eigenaar een essentieel onderdeel van de aanvraag was en dat appellante verantwoordelijk was voor de juistheid van de verstrekte informatie. De intrekking van de subsidie werd als een redelijke reactie op de foutieve informatie beschouwd. Het College verklaarde het beroep ongegrond, waarbij het belang van een eerlijke verdeling van subsidies en de naleving van wettelijke voorschriften werd benadrukt.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 18/2977

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 december 2019 in de zaak tussen

[naam 1] B.V. te [plaats] , appellante

(gemachtigde: F.H.A. de Roos),
en

de Minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Wullink).

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2018 (primair besluit) heeft verweerder de aan appellante verleende subsidie op grond van het Besluit Stimulering Duurzame Energieproductie (Besluit SDE) ingetrokken.
Bij besluit van 15 november 2018 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2019. De gemachtigden van partijen zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 21 maart 2017 bij verweerder een SDE-subsidie in de categorie zon aangevraagd voor zonnepanelen (productie-installatie) die zullen worden geplaatst op een pand gelegen aan de [adres] te [plaats] (beoogde locatie). Zij heeft in het aanvraagformulier aangekruist dat zij tevens de eigenaar is van de beoogde locatie voor de productie-installatie. Bij besluit van 28 juni 2017 (verleningsbesluit) heeft verweerder aan appellante de aangevraagde subsidie verleend.
1.2.
Appellante heeft op 11 juni 2018 aan verweerder verzocht om de tenaamstelling van de verleende subsidie te wijzigen in [naam 2] B.V. Dit verzoek is in een e-mail van 26 juni 2018 als volgt nader onderbouwd: “Op het moment van aanvraag subsidie en het toekennen van de subsidie huurde [naam 1] het pand van een ‘vreemde’ onroerend goed beheerder. Daar is sinds 15 januari 2018 verandering in gekomen. Op deze datum heeft [naam 2] BV het pand gekocht.” Bij de e-mail een ingevuld “Formulier verzoek tot wijziging subsidieontvanger organisaties” gevoegd.
1.3.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat appellante bij haar aanvraag om subsidie onjuiste informatie heeft verstrekt, te weten dat zij eigenaar was van de beoogde locatie. Appellante was geen eigenaar en had bij haar aanvraag een verklaring van toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie voor het plaatsen van de zonnepanelen (toestemming) moeten voegen. Dat heeft zij niet gedaan. Daarom is de subsidieverlening met toepassing van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingetrokken.
1.4.
Bij besluit van 21 februari 2019 heeft verweerder aan appellante op haar aanvraag van 16 oktober 2018 wederom een SDE-subsidie verleend voor zonnepanelen op de onder 1.1 genoemde locatie. Het bedrag dat appellante op grond van dit besluit in totaal aan subsidie zal ontvangen is, naar zij onbetwist heeft gesteld, lager dan het bedrag dat zij op grond van het besluit van 28 juni 2017 in totaal kon ontvangen.
2. Het College overweegt als volgt.
2.1.
In dit geding zijn de volgende bepalingen van toepassing:
Artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb:
Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid.
Artikel 58, eerste lid, van het Besluit SDE:
Ingeval van verdeling op volgorde van binnenkomst, verdeelt Onze Minister het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, voor de toepassing van dit artikel, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst geldt.
Artikel 59, tweede lid, van het Besluit SDE:
Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat Onze Minister afwijzend beslist op een aanvraag indien geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie is verkregen voor het plaatsen van de productie-installatie.
Artikel 2, vierde lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2017 (Regeling):
De minister beslist afwijzend op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indien geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie is verkregen voor het plaatsen van de productie-installatie.
2.2.
Appellante stelt in beroep dat verweerder de vergunningverlening niet had mogen intrekken op de grond dat bij haar aanvraag geen toestemming van de toenmalige eigenaar van de beoogde locatie was gevoegd. In de aanvraag is volgens haar per vergissing komen te staan dat zij eigenaar van het pand is, in plaats van huurder. Als haar intermediair de juiste gegevens in de aanvraag had vermeld, zou dat niet hebben geleid tot een ander besluit dan het verleningsbesluit. Zij had dan tijdig de vereiste toestemming kunnen overleggen. Appellante heeft in beroep bovendien een verklaring van 4 december 2018 van de toenmalige eigenaar overgelegd waaruit dat blijkt. Verweerder gaat er ten onrechte van uit dat er ten tijde van de aanvraag geen toestemming was van de locatie-eigenaar. Artikel 4:48 van de Awb kan daarom niet worden toegepast. Het intrekken van de aan haar verleende SDE-subsidie is volgens appellante bovendien geen evenredige reactie op de door haar gemaakte vergissing. Zij was ten tijde van het intrekkingsbesluit al gestart met de uitvoering van het project. De intrekking treft haar financieel hard. Het was redelijker geweest als appellante de fout had kunnen herstellen.
2.3.
Verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat de toestemming een essentieel onderdeel is van de aanvraag en dat deze eis in de regelgeving is neergelegd om zeker te weten dat het betrokken project ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Een door de intermediair gemaakte fout wordt appellante aangerekend. De eis dat de toestemming bij de aanvraag moet zijn gevoegd heeft ook te maken met de aard van de subsidieregeling. Met het oog op een eerlijke verdeling van schaarse (financiële) middelen wordt per openstellingsronde, in dit geding de openstellingsronde voorjaar 2017, op grond van artikel 58, eerste lid, van het Besluit SDE subsidie verleend op volgorde van binnenkomst van de aanvragen waarin wel aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan.
2.4.
Uit artikel 59, tweede lid, van het Besluit SDE, artikel 2, vierde lid, van de Regeling en het digitale aanvraagformulier volgt dat als een aanvrager (invult dat hij) geen eigenaar is van de beoogde locatie, bij de aanvraag een verklaring van toestemming moet worden overgelegd. Als appellante het digitale aanvraagformulier juist had ingevuld zou zij op die voorwaarde zijn geattendeerd. Het is, anders dan appellante meent, niet aan verweerder om te beoordelen of appellante het aanvraagformulier juist heeft ingevuld. Dat zij, respectievelijk de intermediair, dat met betrekking tot de vraag over het eigendom van de beoogde locatie niet heeft gedaan en dat zij (daardoor) bij haar aanvraag geen toestemming heeft overgelegd komt voor haar risico.
2.5.
Artikel 2, vierde lid, van de Regeling moet naar het oordeel van het College zo worden uitgelegd, dat verweerder aanvragen als die van appellante moet afwijzen indien ten tijde van de beslissing op de aanvraag geen toestemming of gedoogplichtbeschikking is overgelegd.
Volgens vaste rechtspraak van het College voldoet een aanvraag immers (pas) aan de wettelijke voorschriften op de dag dat aan die voorschriften is voldaan. Zie in dit verband de uitspraak van het College van 15 oktober 2019, ECLI:NL:CBB:2019:501. Appellante heeft de aanvraag, naar later bleek, per vergissing foutief ingevuld. Op basis van deze foutieve informatie heeft verweerder beschikt. Verweerder is uitgegaan van de initiële verklaring van de aanvrager, waarin deze opgeeft eigenaar te zijn. Deze aanvraag is immers ondertekend met de bekrachtiging dat deze naar waarheid is ingevuld. Na het bestreden besluit heeft appellante verweerder van de juiste informatie voorzien. Verweerder was niet gehouden om met toepassing van artikel 4:5 van de Awb, zoals appellante stelt, haar in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te vullen. De aanvraag was immers in beginsel volledig. Nu appellante onjuiste gegevens heeft verstrekt - te weten dat zij eigenares was - en de verstrekking van het juiste gegeven - te weten dat appellante geen eigenares was – gelet op het ontbreken van een toestemmingsverklaring van de eigenaar tot een afwijzing zou hebben geleid, was verweerder op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd het verleningsbesluit in te trekken.
2.6.
Het College is voorts van oordeel dat verweerder in redelijkheid van die intrekkingsbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en volgt appellante niet in haar standpunt dat dit geen evenredige reactie is op de door haar gemaakte vergissing. Het College kent er daarbij betekenis aan toe dat verweerder appellante alsnog in de gelegenheid heeft gesteld, hetgeen ongebruikelijk is, om in de najaarsronde 2018 opnieuw subsidie aan te vragen als hiervoor onder 1.4 vermeld en deze ook heeft toegekend.
2.7.
De conclusie is dat het beroep niet slaagt en ongegrond moet worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. T. Pavićević en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2019.
w.g. J.H. de Wildt w.g. J.W.E. Pinckaers