ECLI:NL:CBB:2019:613

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
25 november 2019
Zaaknummer
18/2340
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake fosfaatrechten en vergoeding griffierecht na intrekking

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, ging het om een beroep van een B.V. tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake fosfaatrechten. Het primaire besluit, genomen op 12 januari 2018, stelde het fosfaatrecht van appellante vast op 5.753 kg. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 30 augustus 2018, herzag de minister op 30 oktober 2019 zijn eerdere beslissing en verhoogde het fosfaatrecht naar 6.781 kg.

Kort voor de zitting op 4 november 2019 trok appellante haar beroep in, maar verzocht de minister om vergoeding van het door haar betaalde griffierecht. Tijdens de zitting was appellante niet aanwezig, maar de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het College heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De uitspraak hield in dat de minister werd opgedragen het griffierecht van € 338,- aan appellante te vergoeden. Dit gebeurde op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het aan de indiener van het beroep geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt. Gezien de herziening van het besluit op 30 oktober 2019, besloot het College het verzoek van appellante toe te wijzen. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stam, met mr. E.D.H. Nanninga als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 november 2019.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/2340
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2019 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats] , appellante

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Meijerink).

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet (Msw) het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 5.753 kg. Op 30 augustus 2018 heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, maar die beslissing heeft hij bij besluit van 30 oktober 2019 herzien en tegelijk met herroeping van het primaire besluit het fosfaatrecht van appellante verhoogd naar 6.781 kg.
Appellante heeft kort voor de zitting haar beroep ingetrokken en verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van het door haar betaalde griffierecht. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2019. Appellante is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing en overwegingen

Het College draagt verweerder op het griffierecht van € 338,- aan appellante te vergoeden.
Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan aan de indiener daarvan geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Gelet op het besluit van 30 oktober 2019 ziet het College aanleiding om het door verweerder ondersteunde verzoek van appellante toe te wijzen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam in aanwezigheid van mr. E.D.H. Nanninga als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2019.
w.g. R.C. Stam w.g. E.D.H. Nanninga