ECLI:NL:CBB:2019:554
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaartermijn en ontvankelijkheid van bezwaar tegen bestuursdwang opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellanten en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen een last onder bestuursdwang die hen was opgelegd wegens overtreding van de Wet dieren. Het bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat zou zijn ingediend, waarbij de bezwaartermijn van zes weken, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was overschreden. Appellanten stelden dat zij tijdig bezwaar hadden gemaakt, maar het College oordeelde dat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd om deze stelling aannemelijk te maken.
De procedure begon met een controle door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming op 19 januari 2017, waarna appellanten op 20 januari 2017 een last onder bestuursdwang kregen opgelegd. Het bezwaar tegen deze last werd pas op 16 februari 2018 door de minister ontvangen, wat volgens het College te laat was. Appellanten voerden aan dat zij het bezwaarschrift op 25 januari 2017 hadden verzonden, maar het College kon geen bewijs vinden voor deze claim. Het College benadrukte dat het risico van het niet ontvangen van post voor rekening van de verzender komt.
Uiteindelijk oordeelde het College dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep van appellanten ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield, met mr. T. Kuiper als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 november 2019.