ECLI:NL:CBB:2019:510
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.M. Ludwig
- F. Willems
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling in het kader van fosfaatrechten bij buitengewone omstandigheden
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een maatschap die een veehouderij exploiteert. De zaak betreft de toepassing van artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet (Msw), specifiek de knelgevallenregeling. De appellante, een veehouderij, had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van de minister waarin het fosfaatrecht was vastgesteld. Appellante stelde dat haar fosfaatrecht lager was vastgesteld door buitengewone omstandigheden, namelijk ziekte van een van haar maten. De minister had het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het fosfaatrecht verhoogd, maar appellante was van mening dat de berekening van het fosfaatrecht rekening moest houden met de situatie op 2 juli 2016, in plaats van de peildatum van 2 juli 2015.
Het College overwoog dat de knelgevallenregeling geen ruimte biedt voor hypothetische situaties en dat de vergelijking moet worden gemaakt tussen de bedrijfssituatie op het moment van de buitengewone omstandigheid en de peildatum. Het College concludeerde dat de minister de knelgevallenregeling correct had toegepast en dat er geen aanleiding was om te oordelen dat appellante een individuele en buitensporige last ondervond. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de knelgevallenregeling en de noodzaak om bij de beoordeling van fosfaatrechten te kijken naar de feitelijke situatie op de relevante data, zonder rekening te houden met toekomstige uitbreidingsplannen die nog niet gerealiseerd zijn.