ECLI:NL:CBB:2019:50
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.R. Eggeraat
- R.C. Stam
- H.C.P. Venema
- Rechtspraak.nl
Weigering van S&O-verklaring op basis van onvoldoende bewijs van eigen technische werkzaamheden
In deze zaak heeft appellante, een besloten vennootschap, een S&O-verklaring aangevraagd voor zes projecten in de periode van juli tot en met december 2016. De aanvraag werd gedaan in samenwerking met drie andere vennootschappen. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, als verweerder, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zelf technische knelpunten heeft onderzocht en opgelost binnen de projecten. De appellante heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar eigen S&O-werkzaamheden. De samenwerking met andere vennootschappen, waaronder [naam 2] B.V., heeft geleid tot de conclusie dat de werkzaamheden van appellante niet als zelfstandig S&O-werk zijn aan te merken. De rechtbank benadrukt dat, om in aanmerking te komen voor een S&O-verklaring, de aanvrager zelf S&O-werkzaamheden moet verrichten die direct en uitsluitend gericht zijn op de ontwikkeling van technisch nieuwe onderdelen van producten.
Tijdens de zitting is gebleken dat de appellante niet in staat was om de specifieke technische knelpunten en de eigen inbreng in de projecten duidelijk te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de appellante niet heeft voldaan aan de eisen die de Wet vermindering afdracht loonbelasting stelt aan de aanvraag van een S&O-verklaring. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 februari 2019, en tegen deze uitspraak kan beroep in cassatie worden ingesteld ter zake van schending van de Wva.