Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] , te [plaats] , appellante
(gemachtigden: mr. R. Elkerbout en mr. P. Courtens),
de Autoriteit Consument en Markt(ACM),
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) op 21 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geheimhoudingsbeslissing. Appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Elkerbout en mr. P. Courtens, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2017. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft vertrouwelijke documenten ingediend en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College heeft de belangen van de partijen afgewogen, waarbij het belang van openbaarmaking van informatie tegenover de vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige gegevens is geplaatst.
Het College heeft geoordeeld dat beperking van de kennisneming van bepaalde stukken gerechtvaardigd is, met name die stukken die niet van appellante afkomstig zijn en die bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten. Echter, het College heeft ook vastgesteld dat stukken die door appellante zijn ingediend of die haar positie betreffen, niet als vertrouwelijk kunnen worden aangemerkt. Het College heeft ACM verzocht om binnen twee weken een nieuwe versie van de vertrouwelijke stukken in te dienen, zodat het College op basis van deze informatie uitspraak kan doen.
De beslissing benadrukt het belang van een goede afweging tussen het recht op een eerlijk proces en de bescherming van vertrouwelijke informatie. Het College heeft de verzoeken van ACM om beperking van de kennisneming van bepaalde documenten afgewezen, omdat het belang van appellante in dit geval zwaarder weegt dan de belangen van ACM. De uitspraak is van belang voor de toepassing van de mededingingswet en de bescherming van clementieverklaringen.