ECLI:NL:CBB:2019:455
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- C.H.R. Mattheussens
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen herberekening van bedrijfstoeslag en overschrijding van redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] V.O.F. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Rietveld, had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de minister, waarin het bezwaar tegen de herberekening van de Bedrijfstoeslag 2014 ongegrond werd verklaard. De herberekening was gebaseerd op de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, waarbij de oppervlakte van de percelen 41, 44, 47, 48 en 49 ter discussie stond. De minister had de percelen 47, 48 en 49 afgekeurd omdat deze niet het gehele jaar als landbouwgrond konden worden aangemerkt, wat volgens de appellante niet correct was. Tijdens de zitting op 27 augustus 2019 heeft appellante haar beroep ten aanzien van perceel 44 ingetrokken en aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM was overschreden.
Het College heeft vastgesteld dat de redelijke termijn op 16 augustus 2017 is aangevangen en dat deze termijn van twee jaar is overschreden. De overschrijding was volledig toe te rekenen aan het bestuursorgaan, aangezien de bezwaarfase meer dan zes maanden in beslag had genomen. Het College heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 500,- aan appellante wegens immateriële schade en heeft de proceskosten vastgesteld op € 512,-. De uitspraak concludeert dat het beroep van appellante ongegrond is, maar dat de minister wel moet vergoeden voor de overschrijding van de redelijke termijn en de proceskosten.