ECLI:NL:CBB:2019:420
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Venekamp
- J.M.M. van Dalen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 september 2019 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/2923. De appellante, een stille maatschap, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit besluit betrof een gecombineerde beschikking fosfaatreductieplan 2017, waarin een geldsom van € 80.098,- was opgelegd voor periode 1 en een bonus-geldsom van € 980,- voor periode 2. Na het indienen van het beroep op 19 december 2018, heeft de gemachtigde van appellante verzocht om een redelijke termijn voor het indienen van de gronden van het beroep. Het College heeft appellante de gelegenheid gegeven om binnen vier weken de gronden in te dienen, met de waarschuwing dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard kon worden indien deze termijn niet werd benut.
Appellante heeft echter geen gronden ingediend binnen de gestelde termijnen. Ondanks een verzoek om uitstel en een verleende termijn tot 22 februari 2019, heeft appellante nagelaten om de benodigde gronden in te dienen. Tijdens de zitting op 28 augustus 2019 was appellante niet vertegenwoordigd, terwijl de verweerder wel aanwezig was met gemachtigden. Het College heeft vastgesteld dat het beroepschrift van appellante geen gronden bevatte en dat er geen omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan appellante geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet indienen van de gronden.
Op basis van artikel 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het College geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.