ECLI:NL:CBB:2019:290

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
18/2879
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen fosfaatrecht vastgesteld op basis van de Meststoffenwet

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een appellant tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het primaire besluit, genomen op 13 januari 2018, stelde het fosfaatrecht van de appellant vast op 292 kilogram. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bestreden besluit van 30 oktober 2018 verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 juni 2019 is de appellant verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde W.J.B. Aalders, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. A.H. Spriensma-Heringa en mr. G. Meijerink. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan. Het College heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij het zich baseerde op de knelgevallenregeling van artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet (Msw).

De appellant had verzocht om een hogere vaststelling van het aantal fosfaatrechten in verband met de verbouwing van een stal. Echter, het College heeft vastgesteld dat de stal niet was verbouwd op of voor 2 juli 2015, waardoor er geen recht op verhoging van het fosfaatrecht bestond. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van griffier mr. F. Willems, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/2879
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2019 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , appellant

(gemachtigde: W.J.B. Aalders),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: mr. A.H. Spriensma-Heringa en mr. G. Meijerink).

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet (Msw) het fosfaatrecht van appellant vastgesteld op 292 kilogram (kg).
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij besluit van 30 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Appellant beroept zich op de knelgevallenregeling van artikel 23, zesde lid, van de Msw en heeft verweerder verzocht het aantal fosfaatrechten hoger vast te stellen in verband met de verbouwing van een stal. Vast staat echter dat appellante op of voor 2 juli 2015 de stal niet heeft verbouwd zodat geen sprake is van een omstandigheid als genoemd in voornoemd artikel. Appellant heeft op grond daarvan dus geen aanspraak op een verhoging van het fosfaatrecht.
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van
mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2019.
w.g. R.C. Stam w.g. F. Willems