Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2019 op het verzet van
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 mei 2019 uitspraak gedaan op het verzet van verzoeker, die eerder een herzieningsverzoek had ingediend. Het verzoek om herziening was ingediend op 14 augustus 2018, meer dan een jaar na de eerdere uitspraak van 1 september 2016, waarin het College had beslist op het beroep van verzoeker tegen een beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Economische Zaken. Het College had het herzieningsverzoek op 6 november 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend.
Verzoeker heeft tegen deze beslissing verzet aangetekend en verzocht om te worden gehoord. Tijdens de zitting op 9 mei 2019 was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H. van Aardenne. De minister was niet vertegenwoordigd. Het College overwoog dat verzoeker in verzet niet had betwist dat het verzoek om herziening meer dan een jaar na de eerdere uitspraak was gedaan. Verzoeker stelde dat de grote financiële belangen in deze zaak een uitzondering op de termijn van één jaar rechtvaardigden, maar het College oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die deze termijn konden verlengen.
Het College concludeerde dat het verzoek om herziening terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat er geen aanleiding was om van de bestaande rechtspraak af te wijken. Het verzet werd ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer.