Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 september 2016 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Op laatstgenoemde datum heeft verweerder besloten tot het meevoeren en opslaan van 74 honden van het adres [adres 1] te [plaats 1] .
Overwegingen
Beekmans en van Loon, 74 honden. Deze 74 honden zaten gehuisvest in verschillende verblijven, enkele honden in totaal 7, zaten in het woonhuis. Van deze 74 honden zijn ongeveer 15 honden, jonger dan een jaar. Wij (…) zagen dat de honden die gehuisvest waren in de verschillende verblijven op de locatie [adres 1] te (…) [plaats 1] allen niet konden beschikken over vers drinkwater. In de binnenverblijven stonden wel bakken die vermoedelijk als waterbak waren gebruikt, maar deze waren leeg of bevatten zeer vervuild water. (…)
Wij (…) zagen dat de honden allen niet konden beschikken over geschikt voedsel. Wij (…) zagen dat in diverse hokken, botten lagen. In sommige binnenverblijven stond een bak, die vermoedelijk als voerbak diende. Ik, toezichthouder Beekmans, heb een enkele bak gezien die voorzien was van brokken. De meeste bakken waren leeg. Wij (…) roken een penetrante geur die afkomstig was van deze botten. (…)
Ik, toezichthouder Van Loon, heb nogmaals aan overtreder [naam 1] gevraagd, of hij antwoord wil geven op bovenstaande vragen. Overtreder [naam 1] wenste geen antwoord te geven. (…)”
hem toen direct de reden van onze komst medegedeeld en ons gelegitimeerd. Hij gaf daarbij
Hierop hebben wij onze laarzen aangetrokken en zijn de honden gaan inspecteren. (…)
Vraag 6: Is – gelet op de toestand waarin de dieren werden aangetroffen – naar uw mening sprake van het onthouden van de nodige verzorging van de dieren?
Antwoord: Ja, (…)
Dieren welke overduidelijk medische zorg nodig hebben worden niet behandeld. Te denken valt aan dieren met bloed in de urine/ faeces, eenvoudige zorg als lange nagels is niet gedaan, akitu inu pup heeft dusdanige oogontsteking dat ogen volledig dicht zitten met pus.
(…)”
€ 93.685,36 aan appellant in rekening gebracht voor het transport van de honden naar de opslaghouder, de opvang van de honden en de dierenartskosten over de periode 21 januari 2014 tot en met 27 juli 2014.
€ 61.959,83 aan appellant in rekening gebracht voor de opvang van de honden in de periode 21 januari 2014 tot en met 9 mei 2014.
hoeft te leiden. Voor de vaststelling of een dier gehouden wordt, kan allereerst als indicatie dienen of
iemand de beschikkingsmacht heeft over het betreffende dier. Een tweede punt van betekenis is veelal
het feit of iemand civielrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die het
desbetreffende dier aanricht. Overigens is het begrip “houderschap” ook in het Burgerlijk Wetboek
(artikel 3:108) niet nader ingevuld, en moet de vraag of iemand een goed, waaronder een dier, houdt
steeds beoordeeld worden naar verkeersopvattingen.”
7.1 In het aanvullend verweerschrift van 20 augustus 2015 heeft verweerder uiteengezet dat wordt uitgegaan van een geïndiceerde dagprijs en dat de dagprijs voor de opvang van de onderhavige honden € 13,25 bedraagt. Verweerder heeft verder duidelijk gemaakt dat na de datum van vrijgave van 6 februari 2014 aan appellant nog 14 dagen in rekening zijn gebracht voor het zoeken naar een nieuwe eigenaar. Voor pups die te jong waren om geplaatst te worden, moeders van die pups en honden met een andere veterinaire situatie waardoor plaatsing niet verantwoord was, zijn meer dagen aan appellant gefactureerd. Ter zitting heeft verweerder voorts nog bevestigd dat alleen de dagvergoedingen en de entingen van nieuw geboren pups in rekening zijn gebracht, en dat verder geen medische kosten in rekening zijn gebracht.
Ook het beroep tegen het kostenbesluit III is daarom ongegrond.
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1). Het College ziet tevens aanleiding te bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht (€165,-) aan appellant vergoedt.
Beslissing
niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep dat is gericht tegen kostenbesluit III ongegrond;