Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2019 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verder zagen wij sporen van kippenmest tussen het voer op de voergang van de ligboxenstal, waar runderen gehouden werden. Hierdoor wisten wij dat ook hier het voer bezoedeld kon worden door kippenmest.
– kort gezegd – dat de maatregel uit de last onder dwangsom niet is uitgevoerd. De toezichthouders hebben met betrekking tot deze maatregel, voor zover van belang, het volgende geconstateerd:
Verder zagen wij sporen van kippenmest op de voergang van de ligboxenstal, waar tijdens de inspectie 14 runderen gehouden werden. Wij zagen tijdens de inspectie geen kippen in de ligboxenstal, en geen kippenmest in de voergoot van de ligboxenstal. Maar door de aanwezigheid van kippenmest op de voergang naast de voergoot, wisten wij dat de kippen ook toegang hadden tot het voer van de runderen in de ligboxenstal.”
besluit II aan appellant medegedeeld dat hij niet heeft voldaan aan de last onder dwangsom zoals opgelegd bij primair besluit I en dat appellant een dwangsom van € 250,- heeft verbeurd.
Ten aanzien van de invordering van de dwangsom bij primair besluit II merkt verweerder nog op dat de dwangsom in dat besluit is vastgesteld op € 250,-. Echter, volgens de last zou er feitelijk € 1.000,- ingevorderd moeten worden. Aangezien de indiening van het bezwaarschrift niet mag leiden tot een verslechtering van de positie van appellant zal het besluit in stand blijven, aldus verweerder.