Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2018 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellant
de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft appellant bij het primaire besluit een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 76, eerste lid, van de Wp2000. De last houdt in dat appellant zich dient te onthouden van overtreding van dat artikel en dat met elke overtreding een dwangsom wordt verbeurd van € 10.000,- tot een maximum van € 40.000,-. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat appellant taxivervoer heeft verricht zonder een daartoe geldige vergunning.
6.2 Een bestuursorgaan mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Het College is van oordeel dat er geen aanknopingspunt is om aan te nemen dat het proces-verbaal geen juiste weergave bevat van de door de mede-passagier van appellant ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring omtrent het gebeurde. Het enkele gegeven dat de in concept ondertekende verklaring van de medepassagier in het dossier ontbreekt, is onvoldoende grond voor een ander oordeel.