ECLI:NL:CBB:2019:198
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.C. Stam
- E.D.H. Nanninga
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en grondgebondenheid in relatie tot overloopparkeerterrein van een pretpark
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de vaststelling van fosfaatrechten en de vraag of een overloopparkeerterrein van een pretpark als landbouwgrond kan worden aangemerkt. Appellante, een vennootschap onder firma, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die haar fosfaatrecht had vastgesteld en haar bezwaar ongegrond had verklaard. De minister hanteert een generieke korting van 8,3% op het fosfaatrecht, omdat appellante niet grondgebonden zou zijn. Appellante bewerkt 14 percelen grasland die eigendom zijn van een andere vennootschap, die deze percelen incidenteel als parkeerterrein gebruikt.
Tijdens de zitting op 1 mei 2019 is gebleken dat appellante de percelen niet als onderdeel van haar bedrijf kan claimen, omdat de beschikkingsmacht over deze percelen bij de andere vennootschap ligt. De overeenkomst tussen appellante en de andere vennootschap bevestigt dat de percelen voornamelijk als overloopparkeerterrein worden gebruikt, wat de mogelijkheden voor landbouwgebruik beperkt. Het College concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat de percelen tot haar bedrijf behoren en dat de generieke korting op het fosfaatrecht terecht is toegepast. De uitspraak van het College is op 14 mei 2019 openbaar gemaakt, waarbij het beroep van appellante ongegrond is verklaard.