ECLI:NL:CBB:2019:159
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bestuurlijke boete voor overtreding van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een eenmanszaak die rundvee, schapen en geiten houdt, tegen een bestuurlijke boete van € 2.500,- opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De boete is opgelegd wegens overtreding van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen, na een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 25 februari 2015. Tijdens deze controle werd vastgesteld dat appellant met een niet gereinigde en ontsmette aanhangwagen op de openbare weg reed, terwijl hij schapen had vervoerd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de boete, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank Rotterdam.
In hoger beroep betoogde appellant dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zijn aanhangwagen tussen ritten in bij het verweiden van schapen niet hoefde te reinigen. Hij stelde dat de opgelegde boete buitenproportioneel hoog was. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat de boete onevenredig was, en dat hij bovendien had aangegeven de boete te kunnen betalen. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde boete terecht was, gezien de ernst van de overtreding en de geldende regelgeving.
De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de Regeling preventie ter bescherming van de volksgezondheid en het welzijn van dieren, en bevestigt dat de hoogte van de boete in overeenstemming is met de ernst van de overtreding. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 april 2019.