In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 9 april 2019, zaaknummer 18/416, werd het beroep van zorgverzekeraars tegen de vaststelling van een toeslag voor de behandeling van patiënten met oorlog gerelateerd psychotrauma ongegrond verklaard. De Nederlandse Zorgautoriteit had na een bestuurlijke lus een nadere motivering gegeven voor het bestreden besluit, waarin onduidelijkheden waren opgehelderd. Het College oordeelde dat er voor het jaar 2017 bijzondere omstandigheden waren die nopen tot de vaststelling van de toeslag, in afwijking van de beleidsregel. Het motiveringsgebrek werd gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zorgverzekeraars, waaronder Zilveren Kruis, CZ Groep, en Menzis, voerden aan dat de prestatiebeschrijving van de toeslag onvoldoende duidelijk was, maar het College oordeelde dat de omschrijving van de toeslag voldoende was, hoewel de exacte doelgroep nauwkeuriger beschreven diende te worden. Het College veroordeelde de Nederlandse Zorgautoriteit in de proceskosten van de zorgverzekeraars en van Centrum '45, die als derde-partij aan het geding deelnam. De proceskosten voor de zorgverzekeraars werden vastgesteld op € 1.792,-- en voor Centrum '45 op € 1.536,--. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten in het bestuursrecht en de noodzaak om rekening te houden met bijzondere omstandigheden in de zorg.