In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] V.O.F. h.o.d.n. Firma [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de overdracht van betalingsrechten onder de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Appellante, [naam 1] V.O.F., had bezwaar aangetekend tegen een besluit van de minister waarin werd gesteld dat zij niet voldeed aan de voorwaarden om als actieve landbouwer te worden aangemerkt. De minister had vastgesteld dat appellante op het moment van de melding van de overdracht, op 21 maart 2017, niet als actieve landbouwer geregistreerd stond bij de Kamer van Koophandel, omdat haar hoofdactiviteit niet landbouwgerelateerd was. Appellante had de mogelijkheid gekregen om aan te tonen dat zij wel als actieve landbouwer kon worden aangemerkt, maar had geen accountantsverklaring overgelegd. Het College oordeelde dat de minister terecht bezwaar had aangetekend tegen de overdracht van de betalingsrechten, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.