Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 maart 2018 in de zaak tussen
Slachthuis Nijmegen B.V., te Nijmegen, appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Op 13 oktober 2015 is aan appellante per e-mail een bestand met het besluit toegezonden, waarin duidelijkheid is gecreëerd over de te volgen stappen voor hervatting van het slachtproces. Op 26 oktober 2015 is dit besluit nogmaals per post toegestuurd, met daarbij vermelding van de rechtsmiddelen. Volgens verweerder staat in het primaire besluit terecht niet vermeld welke aanpassingen in het slachtproces concreet moesten worden doorgevoerd, omdat het de verantwoordelijkheid van appellante zelf is om door middel van het aanpassen van de HACCP-procedures er voor te zorgen dat het slachtproces op orde wordt gebracht.
Van een punitieve sanctie is volgens verweerder geen sprake, zodat artikel 5:43 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing is.
Ten slotte is de opgelegde maatregel evenredig, omdat appellante al verschillende keren is gewaarschuwd voor hetzelfde feit. Nu geen afdoende verbeteringen in het slachtproces hebben plaatsgevonden, was de NVWA genoodzaakt de verplichting op te leggen de HACCP-procedures aan te passen om zo het slachtproces op orde te brengen.
Inhoudelijk stelt verweerder vast, dat appellante niet betwist dat tijdens de controles diverse karkassen met haren en haarstoppels zijn aangetroffen. De voorschriften van Hoofdstuk IV van Bijlage III van Verordening 853/2004, waaronder het voorschrift onder punt 9, zijn met name gericht op het voorkomen van verontreinigingen van het vlees én daarmee op het voorkomen van gevaren van de volksgezondheid. Gelet op het feit dat er haren en haarstoppels op de flanken van meerdere karkassen, die voorzien waren van een goedkeuringstempel, zijn aangetroffen is verweerder van mening dat er daadwerkelijk sprake was van verontreiniging van het vlees en dus ook van een tekortkoming in het slachtproces van appellante.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,- aan appellante te vergoeden;
€ 2.004,-.