In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 februari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van MTS tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het beroep was gericht tegen een besluit van de minister, waarbij aan appellante 48,61 betalingsrechten voor het jaar 2015 waren toegewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft appellante beroep ingesteld bij het College.
Tijdens de zitting op 12 februari 2018 is appellante, ondanks eerdere aankondiging, niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het College heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 334,- en de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 501,-.
Het College heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de minister de onrechtmatigheid van het bestreden besluit heeft erkend, wat heeft geleid tot de gegrondverklaring van het beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. R.W.L. Koopmans, met mr. M.P.A. DeKoninck als griffier.