In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2017. De appellanten, waaronder de erven van [naam 2] en [naam 1], hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die betrekking had op de openbaarmaking van bepaalde documenten in het kader van een evenementenvergunning. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had verzocht om geheimhouding van persoonsgegevens, waaronder het burgerservicenummer en contactgegevens van de vergunninghouder, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Het College heeft de argumenten van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat de redenen voor geheimhouding niet voldoende onderbouwd zijn. De staatssecretaris had niet aangetoond dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wegen dan het belang van de openbaarheid van de processtukken. Het College oordeelde dat de vergunninghouder zelf de openbaarheid had gezocht door een vergunning aan te vragen voor radio-uitzendingen, en dat de staatssecretaris niet aannemelijk had gemaakt dat openbaarmaking van de gegevens een onevenredige benadeling zou opleveren.
Daarom heeft het College besloten dat de beperking van de kennisneming van de stukken niet gerechtvaardigd is en heeft het de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken een nieuwe versie van de documenten aan te leveren, waarin de persoonsgegevens zijn geanonimiseerd. De beslissing benadrukt het belang van transparantie in bestuursprocedures en de afweging van belangen bij de bescherming van persoonsgegevens.