11.3.2Innovatie
Een eenzijdig verzoek voor innovatie als genoemd in artikel 6 wordt niet in behandeling genomen.”
In de beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten (BR/REG-17137d, van 12 mei 2017) is in de artikelen 5.10 en 9 vermeld:
“ 5.10 Kwaliteitsimpuls verpleeghuizen
Om de kwaliteit van verpleeghuizen en daarmee de situatie voor cliënten en zorgmedewerkers aantoonbaar te verbeteren zijn er in 2017 incidentele middelen beschikbaar gesteld voor verpleeghuizen waar sprake is van urgente kwaliteitsproblemen. De focus van de middelen moet liggen op:
- De locaties van zorginstellingen waar verpleeghuiszorg wordt geboden die
verbetering van de kwaliteit het hardst nodig hebben;
- De inzet van extra benodigd personeel.
Zorgkantoren/Wlz-uitvoerders bepalen op basis van ingediende plannen door de zorgaanbieders hoe hoog het bedrag is dat de zorgaanbieder toegewezen krijgt. De prestatie kent een vrije beleidsregelwaarde. Er is voor deze prestatie € 100 miljoen beschikbaar. Voor de prestatie kan een lumpsum bedrag worden aangevraagd op basis van een tweezijdig ingediende aanvraag van zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder.”
“ 9. Kwaliteitsimpuls verpleeghuizen
Doel
Het doel van de kwaliteitsimpuls voor verpleeghuizen is om locaties van zorginstellingen waar verpleeghuiszorg wordt geboden waar sprake is van kwaliteitsproblemen, een steun in de rug te geven. De focus bij de verdeling van de middelen ligt op de verbetering van de kwaliteit en daarbinnen de inzet van extra benodigd personeel.
Grondslag en doelgroep
Zorgaanbieders die middels zzp of vpt zorg leveren aan cliënten die geïndiceerd zijn voor een cliëntprofiel vv4 t/m vv10.
Voorwaarden
- De cliënt beschikt over een Wlz-indicatie vv4 t/m vv10;
- Er is sprake van een urgent kwaliteitsprobleem; basisveiligheid in relatie tot
personeelsbezetting;
- Zorgaanbieder maakt een plan, dat beschrijft hoe de middelen worden ingezet. Dit plan is vormvrij;
- Het plan is ondertekend door OR, CR, VAR en bestuurder;
- Het plan moet worden goedgekeurd door het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder. Deze goedkeuring blijkt uit het ondertekeningsdocument van het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder;
- Er wordt in het proces volledige transparantie gevraagd;”
De artikelen 5.8 en 9 van de beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven volledig pakket thuis (BR/REG-17136d, van 12 mei 2017) luiden:
“ 5.8 Kwaliteitsimpuls verpleeghuizen
Om de kwaliteit van verpleeghuizen en daarmee de situatie voor cliënten en zorgmedewerkers aantoonbaar te verbeteren zijn er in 2017 incidentele middelen beschikbaar gesteld voor verpleeghuizen waar sprake is van grote kwaliteitsproblemen en waar de basisveiligheid een impuls moet krijgen. De focus van de kwaliteitsimpuls moet liggen op:
- De locaties van zorginstellingen waar verpleeghuiszorg wordt geboden die
verbetering van de kwaliteit het hardst nodig hebben;
- De inzet van extra benodigd personeel.
Zorgkantoren/Wlz-uitvoerders bepalen op basis van ingediende plannen door de zorgaanbieder hoe hoog het bedrag is dat de zorgaanbieder toegewezen krijgt. De prestatie kent een vrije beleidsregelwaarde. Er is voor deze prestatie € 100 miljoen beschikbaar. Voor de prestatie kan een lump sum bedrag worden aangevraagd op basis van een tweezijdig ingediende aanvraag van zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder.”
“ 9. Kwaliteitsimpuls verpleeghuizen
Doel
Het doel van de kwaliteitsimpuls voor verpleeghuizen is om locaties van zorginstellingen waar verpleeghuiszorg wordt geboden waar sprake is van kwaliteitsproblemen en waar de basisveiligheid een impuls moet krijgen, een steun in de rug te geven. De focus bij de verdeling van de middelen ligt op de verbetering van de kwaliteit en daarbinnen de inzet van extra benodigd personeel. Daarbij gaat het veelal om grote kwaliteitsproblemen.
Grondslag en doelgroep
Zorgaanbieders die middels zzp of vpt zorg leveren aan cliënten die geïndiceerd zijn voor een cliëntprofiel vv4 t/m vv10.
Voorwaarden
- De cliënt beschikt over een Wlz-indicatie vv4 t/m vv10;
- Er is sprake van een urgent kwaliteitsprobleem; basisveiligheid in relatie tot
personeelsbezetting;
- Er zijn onvoldoende mogelijkheden om de basisveiligheid op orde te krijgen;
- Zorgaanbieder maakt een plan, dat beschrijft hoe de middelen worden ingezet. Dit plan is vormvrij;
- Het plan is ondertekend door OR, CR, VAR en bestuurder;
- Het plan moet worden goedgekeurd door het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder. Deze goedkeuring blijkt uit het ondertekeningsdocument van het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder;
- Er wordt in het proces volledige transparantie gevraagd;
- De evaluatie van de inzet van de middelen loopt mee in het kwaliteitsverslag en
-plan dat locaties opstellen.”
5. Inmiddels hadden de zorgkantoren en Zorgverzekeraars Nederland sinds begin april 2017 alvast documenten op hun websites geplaatst, waarin werd toegelicht hoe een aanvraag voor kwaliteitsmiddelen kon worden gedaan. Daarin was bepaald dat de middelen beschikbaar zijn voor locaties waar verbetering van kwaliteit het hardste nodig is om daarmee de situaties voor cliënten en zorgmedewerkers te verbeteren, alsmede dat zorgaanbieders hun aanvraagformulier tot uiterlijk 1 mei 2017 bij het zorgkantoor konden indienen. Het selectieproces werd daarin als volgt omschreven:
Stappen en planning selectieproces
Stap
Omschrijving
uiterste datum
1. aanmelding
Zorgaanbieder meldt zijn locatie(s) aan bij het zorgkantoor via het aanvraagformulier
1-mei-17
2. beoordeling zorgkantoor, financiële toets
Het zorgkantoor toetst aan de hand van financiële criteria (zie bijlage 1) of zorgaanbieder in aanmerking zou kunnen komen voor een deel van de middelen; uiterlijk 12 mei doen zorgkantoren opgave van het aantal locaties/cliënten van zorgaanbieders die aan de eisen van de financiële toets voldoen
12-mei-17
3. scan Vilans, inhoudelijke toets
Zorgkantoor stuurt aanvraag naar Vilans. Vilans voert een probleemanalyse uit en maakt een quickscan van het kwaliteitsprobleem van de locatie(s)
19-mei-17
4. voorstel met maatregelen
Zorgaanbieder stelt een concreet voorstel met maatregelen op in de vorm van maximaal 2 A4, waaruit blijkt hoe deze maatregelen op korte termijn bijdragen aan een oplossing voor de kwaliteitsproblemen (en wat bewoners en personeel ervan merken); hierin is een samenvatting van de scan van Vilans opgenomen
26-mei-17
5. Marginale toets Vilans
Vilans doet een marginale toets op het voorstel met concrete maatregelen. Daarbij maakt Vilans gebruik van reeds beschikbare kennis en ervaring vanuit de ondersteuningsactiviteiten die zij uitvoeren richting locaties met kwaliteitsproblemen.
27-mei-17
6. aanvraag indienen door zorgaanbieder bij zorgkantoor
De aanvraag, voorzien van de quick scan en concreet voorstel (inclusief kostenplaatje en uitkomst marginale toets Vilans, zie stap 5) is ondertekend door CR, OR, VAR en RvB
1 week na oplevering quick-scan door Vilans, maar uiterlijk 30 mei 2017
7. toets door zorgkantoor
Zorgkantoor toetst of voldaan is aan de formele voorwaarden en stelt vast welke bedrag door de zorgaanbieder/locatie is aangevraagd
6-jun-17
8. definitieve vaststelling lijst gehonoreerde aanvragen
Zorgkantoren stellen na inhoudelijke toets door Vilans en de ontvangen aanvragen van zorgaanbieders definitieve lijst met gehonoreerde aanvragen vast en daarmee het maximumbedrag per cliënt.
9-jun-17
9. indiening NZa
Zorgaanbieder en zorgkantoor dienen de tweezijdig ondertekende aanvraag in bij de NZa
15-jun-17
In de in stap 2 bedoelde “bijlage 1” worden de zorgaanbieders aan de hand van hun weerstandsvermogen – op basis van het geconsolideerde jaarverslag 2015 en afgerond op 3 cijfers achter de komma – ingedeeld in drie categorieën. Het weerstandsvermogen is hierbij gedefinieerd als: eigen vermogen : totale omzet. Categorie 1 heeft een weerstandsvermogen van minder dan 0,100. Categorie 2 heeft een weerstandsvermogen tussen 0,100 en 0,250. Categorie 3 heeft een weerstandsvermogen van 0,251 of meer. In het document is neergelegd dat een zorgaanbieder die tot categorie 3 behoort geen aanspraak kan maken op de extra middelen.
6. Appellanten hebben, ieder voor één of meer locaties, aanvragen voor de kwaliteitsimpuls verpleeghuizen ingediend bij hun zorgkantoor. De zorgkantoren hebben hun aanvragen afgewezen omdat zij tot de hierboven bedoelde categorie 3 behoren. Vervolgens hebben appellanten op 7 en 8 juni – gelijkluidende – aanvragen ingediend bij verweerster. In hun aanvragen hebben zij zich op het standpunt gesteld dat de voor de verdeling van de kwaliteitsmiddelen afgesproken regeling en in het bijzonder de gehanteerde financiële voorwaarde en de wijze waarop deze bestuursrechtelijk is ingebed, in strijd is met onder meer de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de staatssteunregels.
7. Appellanten hebben voorts bezwaar gemaakt tegen de aan 72 zorginstellingen gerichte toekenningsbesluiten. In bezwaar hebben zij zich wederom op het standpunt gesteld dat de voor de verdeling van de kwaliteitsmiddelen afgesproken regeling en in het bijzonder de gehanteerde financiële voorwaarde en de wijze waarop deze bestuursrechtelijk is ingebed, in strijd is met onder meer de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de staatssteunregels. Appellanten hebben voorts betoogd dat zij belanghebbenden zijn bij de toewijzingsbesluiten, omdat hun concurrentiebelang daarbij rechtstreeks is betrokken.
8. Verweerster heeft het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen is het beroep van appellanten gericht.
9. Appellanten hebben – samengevat – aangevoerd dat zij ten onrechte in hun bezwaar niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het gaat hier niet om een “normale” inkoopprocedure maar om het verstrekken van een subsidie en het verlenen van staatssteun. Appellanten zijn belanghebbenden, nu de begunstigden van de toewijzingsbesluiten in hetzelfde marktsegment als appellanten actief zijn en die begunstigden en appellanten met elkaar concurreren om de gunst van dezelfde cliëntengroep. De concurrentie vindt bovendien aan de aanbodzijde van de markt plaats op het gebied van het aantrekken van investeringen en de werving van personeel. Nu appellanten door de solvabiliteitseis op oneigenlijke gronden van de middelen zijn uitgesloten, hebben zij een objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en voldoende actueel belang bij de besluiten waarmee hun concurrenten extra middelen toegekend hebben gekregen. Appellanten hebben in dit verband voorts aangevoerd dat het in strijd met het verbod op willekeur en het gelijkheidsbeginsel is dat instellingen met een solvabiliteit van meer dan 0,25 op voorhand worden uitgesloten van de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de middelen. Het hanteren van deze financiële drempel dient volgens appellanten te worden toegerekend aan verweerster.
Ter zitting hebben appellanten toegelicht dat uit de in de openbaarheid gekomen informatie ten aanzien van de toewijzingsbesluiten blijkt dat de verzorgingsgebieden van twee van hen in ieder geval overlap vertonen met één van de 72 begunstigde zorgaanbieders. Voorts betogen appellanten dat alle zorgaanbieders met elkaar concurreren op de aanbodzijde van de markt. Met de toewijzingsbeschikkingen zijn aan de begunstigde instellingen extra middelen toegekend, terwijl dergelijke middelen aan appellanten zijn geweigerd, aldus appellanten. Verweerster heeft dit betoog van appellanten niet gemotiveerd betwist.
10. Verweerster heeft in het bestreden besluit overwogen en in verweer verduidelijkt dat appellanten niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid van de Awb bij de tariefbeschikkingen. Voorts heeft verweerster daarin betoogd dat het appellanten aan procesbelang ontbreekt om tegen deze tariefbeschikkingen op te komen omdat zij daarmee niet kunnen bewerkstelligen dat aan henzelf middelen uit de kwaliteitsimpuls worden toegekend. Appellanten kunnen hooguit bewerkstelligen dat de toekenning van kwaliteitsmiddelen aan andere zorgaanbieders (gedeeltelijk) wordt teruggedraaid. De door appellanten tegen de afwijzing van hun aanvragen voor kwaliteitsimpuls ingediende bezwaren worden separaat behandeld. Mocht in bezwaar dan wel in beroep alsnog worden geoordeeld dat appellanten in aanmerking dienen te komen voor de kwaliteitsimpuls dan zullen extra middelen worden toegekend zonder dat een herverdeling van reeds toegekend middelen dient plaats te vinden.
11. Het College overweegt het volgende.
Appellanten stellen dat hun belang rechtstreeks bij de toewijzingsbesluiten is betrokken (artikel 1:2, eerste lid Awb) en dat zij procesbelang hebben. Zij voeren daartoe aan dat zij concurrenten zijn van de bij de toewijzingsbesluiten begunstigde instellingen.
Appellanten hebben als concurrenten van de bij de tariefbeschikkingen begunstigde instellingen een eigen zelfstandig belang bij deze beschikkingen. Naar het oordeel van het College kunnen appellanten ook in het geval de procedures van appellanten tegen de afwijzing van de door hen verzochte kwaliteitsimpuls niet ertoe leiden dat aan hen alsnog extra middelen worden toegekend, vanuit diezelfde concurrentiepositie een rechtstreeks belang hebben bij de door hen verzochte vernietiging van de toewijzingsbeschikkingen. Zij kunnen daarmee immers bewerkstelligen dat de toekenning van kwaliteitsmiddelen aan andere zorgaanbieders (gedeeltelijk) wordt teruggedraaid zodat de concurrentieverhoudingen, indien en voor zover die door de toekenningen onrechtmatig zouden zijn verstoord, weer worden gelijkgetrokken. Verweerster heeft dat alles niet onderkend. In zoverre is het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd.
Verweerster heeft in bezwaar geen onderzoek gedaan naar de concurrentiepositie van appellanten. Evenmin heeft zij de 72 begunstigde zorgaanbieders over de bezwaren van appellanten geïnformeerd. In zoverre is het besluit tevens onzorgvuldig tot stand gekomen.
12. Het beroep is gegrond en het College zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerster zal in het kader van de nieuwe beslissing op de bezwaren van appellanten tegen de toewijzingsbeschikkingen alsnog onderzoek moeten doen naar de concurrentiepositie van appellanten alsmede de begunstigde zorgaanbieders bij de procedure dienen te betrekken. Het College ziet geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus. Het College zal verweerster opdragen binnen vier maanden na de dag van verzending van de uitspraak opnieuw op de bezwaren van appellanten te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
13. Het College veroordeelt verweerster in de door appellanten gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,-- en een wegingsfactor 1).