Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2018 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Economische zaken, verweerder
Procesverloop
11 december 2017 het onderzoek in deze zaak gesloten.
Nadat wij ons hadden gelegitimeerd en het doel van onze komst hadden medegedeeld gaf de vrouw toestemming om de woning te betreden.
Bij het betreden van de overloop sloeg mij, rapporteur, meteen een scherpe penetrante lucht op de ademwegen, welke ik herkende als een zware ammoniaklucht welke vrijkomt bij urine en uitwerpselen van katten.
Na het openen van de slaapkamerdeur waarachter zich de katten begaven werd deze geur nog sterker en kreeg ik, rapporteur, tranen in mijn ogen en een prikkelend gevoel in mijn neus en keel.
Ik zag dat in de kamer naast een aantal volwassen katten zich ook veel kittens bevonden.
Ambtshalve is mij bekend dat kittens en katten deze uiterlijke kenmerken vertonen als zij niesziekte onder de leden hebben.
Ook is bij rapporteur bekend dat katten en kittens hier tegen goed behandeld kunnen worden.
Ook zag ik bij nadere inspectie dat de katten vlooien hadden.
Ambtshalve is mij bekend dat jonge kittens welke veel vlooien hebben bloedarmoede kunnen krijgen en dat de gezondheid van deze dieren in ernstige mate dan wordt benadeeld.
Ook zag en rook ik dat zowel de twee kattenbakken alsmede de vloer en het zeil daarom heen vol lagen met uitwerpselen en kattenurine.
Ik, rapporteur, zag dat de enige frisse lucht binnen moest komen door een raam dat op een klein kiertje stond.
De ruimte was ongeveer 3 x 2 meter en veel te klein voor het aantal katten en kittens welke daar moesten verblijven.
1.e contact Rijksdient voor Ondernemend Nederland
Bezoek dierenarts
Omstreeks 14.30 was de dierenarts, te weten (…), ter plaatse en heeft zowel op verzoek van de betrokkene als op verzoek van rapporteur de aanwezige kittens en katten onderzocht.
Hij constateerde dat de meeste aanwezige katten verschijnselen van niesziekte hadden, hij verklaarde desgevraagd “boven op de eerste verdieping in een ruimte van ongeveer 2 bij 3 meter zijn bij benadering 25 katten gehuisvest. De leeftijd variërend van 4/5 weken tot enkele volwassen katten. Het aantal kittens ligt tussen de 15 en 20, variërend in leeftijd 4/5 weken tot enkele maanden.
De verzorgingstoestand van de dieren is slecht, de ruimte ruikt sterk naar ammoniak. Het aantal plas en poepbakken is ruim onvoldoende.
De kittens zijn sterk ondervoed en hebben allemaal niesziekte verschijnselen, de ogen zitten dicht agv niesziekte en de neuzen zijn vies. De voedingstoestand van de volwassen katten is heel behoorlijk en zien er zo op het oog goed uit, geen niesziekteverschijnselen. De dieren zitten onder de vlooien.”
Tevens gaf de desbetreffende dierenarts aan dat de kittens intensieve diergeneeskundige verzorging nodig hebben en dat de gehele ruimte ongeschikt was om zoveel katten en kittens te huisvesten.
2.e contact RVO
Hierop kreeg ik toestemming van de medewerker om de kittens en jonge katten welke er het slechtst aan toe waren mee te voeren onder spoedbestuursdwang om per direct aan deze katten en kittens de noodzakelijke diergeneeskundige verzorging te kunnen laten geven in een schone en hygiënische omgeving.
Vervoer opslaghouder
Verklaring betrokkene
Echter de verzorging van de ogen bij niesziekte is niet te behandelen met de oogzalf welke betrokkene had aangeschaft.
Huisvesting, hygiëne en verzorging:
De ruimte stond vol met spullen waardoor het schoonmaken en ontsmetten niet mogelijk was.
12 september 2016 uitdrukkelijk blijkt dat toestemming is verleend tot binnentreden. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet het College geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Kostenbesluit
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- verklaart het beroep tegen het kostenbesluit gegrond;
- vernietigt het kostenbesluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellante te vergoeden.