ECLI:NL:CBB:2018:597
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van heffingen op basis van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017 en de gevolgen van diergezondheidsproblemen voor het referentieaantal
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveebedrijf en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de heffingen die aan het melkveebedrijf zijn opgelegd op grond van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017. De appellante, een melkveehouder, heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde heffingen, die zijn gebaseerd op het aantal runderen dat het bedrijf houdt in vergelijking met een referentieaantal dat is vastgesteld op een peildatum. De appellante betoogde dat haar veestapel door diergezondheidsproblemen, specifiek mastitis, was afgenomen en dat dit niet correct was meegenomen in de berekening van de heffingen.
De rechtbank heeft overwogen dat de Regeling niet de mogelijkheid biedt om rekening te houden met beoogde, maar niet gerealiseerde groei van de veestapel. De heffingen zijn niet in strijd met het recht op ongestoord genot van eigendom, zoals gewaarborgd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het College concludeert dat de hoogte van de heffingen geen individuele en buitensporige last oplevert voor de appellante, en dat er geen aanleiding is om het referentieaantal te verhogen op basis van de door de appellante aangevoerde argumenten.
Uiteindelijk heeft het College het beroep van de appellante ongegrond verklaard, en is er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Regeling en de voorwaarden waaronder een referentieaantal kan worden aangepast.